Op 4 juni 2025 bezocht ik een lezing van Vincent Dekker over nieuwe inzichten die waren opgedaan naar aanleiding van de vrijgekomen archieven van de vliegramp in het Nationaal Archief. Ik was uiterst benieuwd wat ik zou kunnen leren, en mijn vrouw en ik besloten er een leuke dag van te maken en naar Bergen in Noord-Holland te rijden.

In de lezing kwamen geen nieuwe gezichtspunten over het ongeval naar voren, maar werden de alom bekende oude koeien uit de sloot gehaald.

Mijn naam werd in de lezing ook vermeld. De heer Henk Pruis van de RLD had Vincent Dekker beloofd om te duiken in de routeproblematiek die Vincent Dekker al 33 jaar bezighoudt, en die hij maar niet kan oplossen. Dekker wachtte al 2 jaar op de antwoorden van Pruis.

Thuisgekomen dook ik weer in de materie. Ik had mij in het verleden nooit met de routeproblematiek bemoeid en was slechts “een Boeing 747-specialist met verstand van gasturbinemotoren”, en ik had slechts een beperkte hoeveelheid informatie. Anderen schijnen te denken dat ik alle DFDR-data thuis heb liggen, maar dat is helemaal niet zo.

Enfin: diezelfde avond concludeerde ik dat er maar één manier was om een DFDR-kaartje in overeenstemming te brengen met de route, en dat was door de tijdas te verschuiven totdat de radarkaart en de DFDR-kaart met elkaar in overeenstemming waren. Afgaande op de gegevens uit Dekkers boek Going Down Going Down (2022) kon dat maar één ding betekenen: dat de motorseparatie niet vóór het hoogste punt had plaatsgevonden, maar juist daarna. Ik lichtte Dekker in dat ik zijn ‘lek boven water had’, maar kreeg geen inhoudelijk commentaar. Dat zou dan echter betekenen dat er een fout in het officiële onderzoeksrapport moest staan.

Het Historisch Nieuwsblad en De Telegraaf publiceerden hierover in juni 2025: oud-onderzoeker ontdekt een fout in het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart. De Telegraaf vroeg het ministerie van IenW om een reactie. Het ministerie schrok in eerste instantie, omdat men dacht dat ik als oud-onderzoeker gebruik had gemaakt van beperkt openbare informatie. Dit was echter niet het geval. Voor de rest ben ik — net als iedere journalist in Nederland — vrij om te publiceren wat ik wil. Geen ministerie zal mij als oud-onderzoeker een verbod (kunnen) opleggen.

Niet Vincent Dekker meldde zich na de publicaties in het Historisch Nieuwsblad en De Telegraaf, maar een onderzoeksjournalist die graag wilde dat de discussie tot een goed einde gebracht kon worden. Hij stelde voor dat ik met een van de adviseurs van Vincent Dekker zou spreken, omdat wij beiden een technische achtergrond hebben en wellicht een zakelijke, op analyses gebaseerde discussie zouden kunnen voeren.

Zo gezegd, zo gedaan. Er kwam een verzoek om een vertrouwelijk gesprek. Ik wees een vertrouwelijk gesprek af, omdat dan het idee kan ontstaan dat je ‘iets in het geheim doet’, en met alle doofpotverhalen over de vliegramp in de Bijlmermeer leek mij dat geen gezond idee. Dat zou tegen mij gebruikt kunnen worden. Dus gaf ik raad: stel je in verbinding met de Technische Universiteit in Delft, dan kun je met een onafhankelijke deskundige praten.

Waar het op neerkwam: men betoogde dat de positie van de motorseparatie in het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart volkomen juist was, en dat het separatiemoment was bepaald op 17:27:29 UTC-tijd, precies zoals in alle officiële rapporten is vermeld. De consequentie was dat de publicaties in De Telegraaf en het Historisch Nieuwsblad niet juist konden zijn. De bewijsvoering kon niet aan mij worden getoond, en dan is een discussie moeilijk. Ik had daarentegen wel gepubliceerd hoe ik — zonder daar specialist in te zijn — dacht dat een en ander in elkaar stak.

We konden niet verder tot elkaar komen.

Een nieuwe ontwikkeling volgde in oktober 2025. In het Nationaal Archief in Den Haag bleek het dossier 2108B (uit 2.16.107) over de radardata ingezien te kunnen worden, ondanks het feit dat de openbaarheid beperkt zou zijn tot 01-01-2071. Ik besloot het dossier in te zien en trof alle data aan van drie onafhankelijke radarstations, die een nauwkeurige route van de Boeing van El Al aangaven met een afwijking van ten hoogste 100 meter en een tijdsafwijking van hoogstens 0,5 seconde ten opzichte van de ATC-torentijd (UTC).

Vervolgens heb ik alles opnieuw op een rij gezet en kwam tot de conclusie dat dr. J.P.C. Kroon met zijn berekeningen over het separatiemoment van de motoren gelijk had. We kwamen dus uiteindelijk tot dezelfde conclusie: de motoren vielen om 17:27:29 +/- 1 seconde bij de Hollandse Brug bij Naarden van het vliegtuig.

In het onderstaande is dit weergegeven in twee plaatjes.

De bovenstaande reconstructie van een deel van de de route en de motorseparatie is ontstaan uit de radardata van 3 onafhankelijke radarstations (FANAMOS, MURATREC-II en SARP) door de Luchtverkeersbeveiliging, het NLR en de meetkundige dienst, beschikbaar in het Nationaal Archief dossier 2108B uit het archief van de Raad voor de Luchtvaart 2.16.107, de op 12 oktober 1992 verstrekte kaart van de DFDR (HEADING - TIME) en de verschillende rapporten die een motorseparatie tijd aangeven van 17:27:30 UTC (eindrapport RvdL en NLR). De hoogte grafiek betreft positiedata van de radar uit 2108B. De koers in de rechtergrafiek geeft de vliegtuig (lucht) koers - de HEADING - (niet de 'groundtrack'). De grondkoers (de GROUND TRACK) is wel weer uit het linker plaatje te berekenen. Tussen de luchtkoers en de grondkoers bestond een aantal graden verschil omdat er een sterke wind uit het oosten was (070 met 30 tot 35 knopen). Tussen punt (1) en (2) versnelt het vliegtuig volgens de radardata niet meer. Bij (2) vindt de separatie plaats op een hoogte van 6500 voet en een snelheid van 267 knopen 18:27:30 lokale tijd.

Nadat ik me van mijn fout bewust werd, heb ik het Historisch Nieuwsblad en De Telegraaf op 18 december 2025 ingelicht dat de publicatie van juni 2025 gecorrigeerd moesten worden, en daar zijn ze nu (19 december) misschien mee bezig.

breaking news

Het bijzondere is nu toch dat er uit de omgeving van Vincent Dekker, van een van zijn eigen adviseurs, het bericht komt dat de motorseparatie in het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart correct is. Dit betekent tegelijkertijd dat er 'bewijs' of een 'bewering' wordt geleverd dat de beschrijvingen en ‘feiten’ van Vincent Dekker in zijn heruitgegeven boek Going Down Going Down (2022), hoofdstuk 3 (De RLD krijgt de klokjes niet gelijk) en hoofdstuk 4 (Een onoplosbaar verschil tussen zwarte doos en radar), niet juist kunnen zijn. De analyse van Dekker dat het vliegtuig zijn motoren verloor tussen 17:26:47 en 17:26:51, en dat er 1 minuut en 8 seconden is verstreken tussen het motorverlies en het inzetten van de bocht op 17:27:59, is dus onjuist. Zijn berekeningen zitten er ongeveer 40 seconden naast.

Ik ben blij dat de ‘onafhankelijke’ adviseur van Dekker dit probleem na 33 jaar discussie heeft weten op te lossen. Ik stem daar volledig mee in.

Het wachten is nu nog op de correcties in het Historisch Nieuwsblad en De Telegraaf. Misschien is het een idee dat Dekker ook nog eens naar de beschrijvingen in zijn boek kijkt, om te voorkomen dat de boemerang terugkomt en hij er als onderzoeksjournalist van beschuldigd kan worden dat hij het zelfcorrigerend vermogen in de onderzoeksjournalistiek niet serieus neemt. Het bewijs daarvoor heeft hij nu zelf geleverd, want hij is nauw in contact met zijn onafhankelijke adviseurs. Hij hoeft het nu zelf niet meer 'onder de pet te houden' of 'in de doofpot te verstoppen'.  

Ik geef toe dat ik in een ‘rabbit hole’ ben beland en heb daar ook een verklaring voor gegeven. Mijn excuses. Ik heb steun aan de wijze woorden van keizer Augustinus: "een fout maken is menselijk, maar hem herhalen is des duivels". Vandaar mijn correctie (uit eigen beweging).