Hangar 8 op Schiphol-Oost speelde een centrale rol in het officiële ongevallenonderzoek naar de ramp met El Al vlucht 1862. Direct na de ramp werden de wrakstukken en relevante materialen uit de Bijlmermeer naar deze hangar overgebracht. Hier vond het technisch (voor)onderzoek plaats onder leiding van de Raad voor de Luchtvaart. De hangar werd speciaal ingericht voor het sorteren, analyseren en reconstrueren van de brokstukken van het vliegtuig. Dagelijks werkten groepen KLM-grondwerktuigkundigen, samen met experts van onder andere de Koninklijke Luchtmacht en het gerechtelijk laboratorium, aan het uitladen, identificeren en onderzoeken van de onderdelen. Alles wat bruikbaar was voor het onderzoek werd behouden voor analyse, terwijl niet-relevante materialen werden afgevoerd. Hangar 8 werd zo het zenuwcentrum waar nationale en internationale deskundigen samenwerkten om de oorzaak van de ramp te achterhalen en waar belangrijke vondsten, zoals van de Digital Flight Data Recorder (DFDR) en balansgewichten van verarmd uranium, werden gedaan.
De foto hierboven toont slechts een klein deel van de wrakstukken in hangar 8. De bergen waren in werkelijkheid veel groter. Foto's van het wrakstukonderzoek worden bewaard in het Nationaal Archief. Er zijn door mij ten minste 3 volle plakboeken met honderden foto´s gemaakt die behoren tot het ICAO Annex 13 ongevallenonderzoeksdossier van de vliegramp in het Nationaal Archief.
Hangar 8, geruchten, media, onrust, reacties, gevolgen
Media aan de poort: informatie en geruchten
Vanaf maandagavond 5 oktober 1992 verzamelden mediamedewerkers zich bij de poorten van Schiphol-Oost. Zij mochten het terrein niet op. Elke morgen als ik aankwam en elke avond als ik naar de debriefing in Hoofddorp of naar huis reed, zag ik een groep persmensen daar staan – vooral 's avonds. Ik wist precies wie toegang tot hangar 8 had, maar kon ook waarnemen wie met de media sprak.
De ICAO-onderzoekers vermeden mediacontact, maar enkele KLM-grondwerktuigkundigen lieten wel eens iets los – verhaalden hoe de dag was verlopen en welke bijzonderheden zich in hangar 8 hadden voorgedaan. Ik ben ervan overtuigd dat er geen kwade bedoelingen waren. KLM GWK's zijn goed opgeleid, communiceren verantwoordelijk en waren zich van de gevoeligheden bewust.
De buren in hangar 8
Onze buren in hangar 8 – de KLM Aeroclub en grondwerktuigkundige Van Os met zijn privé-werkplaats – waren niet blij met het onderzoek. Ineens hadden zij buren, maar moesten geen ruimte afstaan. De hangar werd gesplitst: één deel voor het onderzoek.
Van Os en anderen kregen informatie uit flarden mee. Hij wist zeker van de vondst van verarmd uranium – hetzelfde toilet waar de instructies daarover waren opgehangen. Ik heb hem zelf gesproken en kort ontvangen tijdens het onderzoek.
Journalistieke benaderingen
Een KLM GWK vertelde mij dat een journalist hem had benaderd voor een geheime afspraak. De journalist zei dat hij mogelijk door de Mossad werd achtervolgd. De GWK weigerde, maar anderen gaven wel beperkt informatie. Met deze GWK heb ik nog steeds contact.
De KLM instrueerde haar medewerkers om niet met media te spreken teneinde verwarring te voorkomen. In één geval verbood de KLM twee GWK's verdere deelname aan werkzaamheden.
Mondjesmaat informatie
Informatie over het onderzoek sijpelde dus via niet-officiële kanalen naar buiten. Of deze informatie correct was? Vrijwel zeker niet volledig en zeker niet geverifieerd door het onderzoeksteam. Dit leidde tot een geruchtenstroom die de media en uiteindelijk de Bijlmermeer bereikte.
Als dagblad Trouw kopte dat er "een vliegend wrak boven Amsterdam had gevlogen," kon ik precies nagaan hoe zo'n bericht was ontstaan. Maar of het vliegtuig met bepaalde beschadigingen werkelijk vliegbaar was geweest, moest uit analyses blijken – wat negen maanden zou duren.
Verarmd uranium: een verzwegen geheim?
Ik ben vrij zeker dat de media al de eerste week via gesprekken aan de poort van Schiphol-Oost hebben vernomen dat er verarmd uranium in de Boeing verwerkt was. Ik zag zelf personen met media spreken. Ook op vuilstortplaatsen waren minstens 15 RLD-medewerkers dagenlang zoekende – naar onderdelen, de voice recorder en balansgewichten. Dit zal niet onopgemerkt zijn gebleven.
Er is geen poging gedaan die acties geheim te houden, maar mededelingen moesten via ministeriële woordvoerders. Zelfs journalisten meldden zich op vuilstortplaatsen.
De vraag rijst: waarom publiceerden media zelf niet over verarmd uranium in de eerste weken? Misschien – pure speculatie – realiseerde men dat onofficieel nieuws heftige emoties zou opwekken. Als journalisten hun archieven vrijgaven zou dit duidelijk worden. In ieder geval had men tijd om goed na te denken. De geruchtenstroom bereikte de Bijlmermeer en voedde ongerustheid. Veel KLM grondwerktuigkundigen wisten zelf heel goed dat verarmd uranium in principe niet gevaarlijk was.
Uit het boek 'De Klap' van Hans van Klink (brandweer bij de ramp) blijkt dat ongeveer een jaar na oktober 1992 geruchten over een "met uranium verzwaard staartdeel" rondgingen. De onrust over verarmd uranium moet dus vrijwel een jaar na de ramp in de Bijlmermeer hebben gecirculeerd.
Waarom niet eerder vragen?
De onrust, het wantrouwen en gevoelens van onmacht zijn bij gebrekkige communicatie begrijpelijk voor mensen die een verschrikkelijk ongeval hebben meegemaakt. Voor zover ik weet heeft niemand de onderzoekers zelf naar die geruchten gevraagd. Ook media stelden die geruchten het eerste jaar niet aan de orde.
Als journalisten zoveel wisten van de ramp in de Bijlmermeer – waarom hebben zij dan maanden lang niet eerder contact gezocht of gepubliceerd?
De risico's van provocaties
Provocaties werden gebruikt om de overheid uit te dagen en geruchten na te gaan. Maar deze aanpak kent risico's:
-
Niet alle informatie over overheidshandelen is beschikbaar – dus kan een verkeerd beeld ontstaan
-
Zonder overleg wordt mogelijk meer onrust gecreëerd dan nodig is – oncontroleerbaar
-
De bewijslast schuift naar de beschuldigde – die moet achteraf uitleg geven, zonder positief effect op geloofwaardigheid
Was dat ook de bedoeling?
De vooronderzoeker en Vincent Dekker van dagblad Trouw
De vooronderzoeker en Israelische vertegenwoordigers merkten snel dat journalist Vincent Dekker kritisch schreef. Zij maanden tot voorzichtigheid – een publieke veroordeling zou tot stand kunnen komen vóór goed onderzoek. Dit gaf Dekker echter – aangemoedigd door de Werkgroep Vliegverkeer Bijlmermeer – extra motivatie, want hij vond dat hij terecht en oprecht de overheid wantrouwde. De onderzoekers vonden juist dat zijn wantrouwen volledig onterecht was.
Het kwam tot botsingen. Dekker verwierp de uitleg over het "extra rondje" en stelde op basis van ooggetuigen beter te weten dan op harde feiten gebaseerde onderzoekers. Er was begrip voor emotie, niet voor de onvatbaarheidvan Dekker voor feitelijke argumentatie. Een onderzoeker zei in 2024: "Na enkele discussies heb ik hem links laten liggen – niet met hem te praten, hij wist het altijd beter." Een ander reageerde in 2023: "Denk jij dat je die man kan overtuigen? Forget it!" (Ik sprak zelf pas bij Rampvlucht-opnamen met Dekker en bemoeide me niet met woordvoering. Dekker gaf aan het nooit met me eens te zullen worden, wat ik hem ook zou proberen vertellen).
De bom barst: oktober 1993
Eén jaar later, op 12 oktober 1993, "barstte de bom." Stichting Laka confronteerde de RLD in een persconferentie – beschuldigde haar van achterhouden van informatie over verarmd uranium. De Werkgroep Vliegverkeer Bijlmermeer sloot aan met een tegenrapport.
Laka had maanden op basis van geruchten, literatuur en Boeing-vragen gespeurd en wachtte op een strategisch moment. Boeing had zelf gezegd dat verarmd uranium in postcrash-brand niet gevaarlijk was. Wat vormde een beter moment dan dagen vóór de openbare zitting van de Raad (week 3 oktober 1993), waar het vooronderzoeksrapport zou worden besproken?
Veel aandacht ging naar de commotie, niet naar analyse van het rapport. In de Bijlmermeer oordeelde men dat van het rapport niets deugen zou – zonder het ooit te hebben gezien, zonder de zitting te hebben aangehoord. Het vooronderzoeksrapport was niet openbaar (ICAO Annex 13), maar de zitting wel volledig – dus niet vertrouwenwekkend.
Het tegenrapport van de WVB was mijns inziens knap werk – zonder DFDR- en wrakstukgegevens. In 1994 verscheen Dekkers boek met beschuldigingen op basis van eigen onderzoek.
Zeven jaar wachten
Zeven jaar zouden volgen totdat een parlementaire enquête alle vragen moest beantwoorden – vooral over verarmd uranium (zie Verarmd uranium | ongevallenonderzoek EL AL 1862). De provocaties zouden uiteindelijk beeldvormend worden – niet de werkelijkheid.
Fictie wordt werkelijkheid?
Van Os getuigde in 1999 mannen in witte pakken in hangar 8 te hebben gezien. Ik getuigde dat zij er niet waren geweest en onderbouwde waarom zijn verklaring niet juist kon zijn. De dramaserie Rampvlucht (2022) stelde dat Van Os stralingsziekte opliep – pure fictie. Hij heeft geen balansgewicht aangeraakt en was ver daarvan verwijderd. Maar Bijlmerbewoners zien sinds 2022 mogelijk fictie als werkelijkheid.
Geen enkele onderzoeker heeft ooit klachten over verarmd uranium naar voren gebracht.
Hierboven: één van de twee 'plugs' (delen van de uitlaat van de motor) die onder het vliegpad van het vliegtuig op het land werden gevonden en die in hangar 8 (waarschijnlijk al op maandagavond 5 oktober) zijn binnengebracht.
In de tweede week van het ongevallenonderzoek bezocht Pieter van Vollenhoven hangar 8. Ik mocht daar een uitleg over het ongevallenonderzoek geven. De prins had destijds ambities om een rol te spelen in luchtvaart-veiligheidsonderzoek. De prins werd in 2005 de eerste voorzitter van de Onderzoeksraad Voor de Veiligheid.
Het onderstaande verslag is een persoonlijk verslag dat waarschijnlijk niet in de archieven is terechtgekomen. Het is mij niet toegestaan mijn eigen bij het Nationaal Archief opgeslagen documenten in te zien. Er liggen voorzover ik me kan herinneren drie uitgebreide fotoboeken en verslagen van de werkzaamheden in hangar 8.
Een van de eerste containers met materiaal die uit de Bijlmermeer zijn afgevoerd en in hangar 8 aangekomen zijn. Grondwerktuigkundigen van de KLM laden de materialen uit de container en sorteren ze. Brokstukken van de flat worden afgevoerd. Wat lading is wordt ook afgevoerd (op een aantal koperen cartridges en een aantal metalen bollen na). Dat wat bruikbaar is voor onderzoek blijft behouden voor analyse. Dagelijks assisteerden groepen van zo'n drie tot vijf grondwerktuigkundigen met een typebevoegdheid Boeing 747. Dat gebeurde vrijwillig en werd door de KLM kosteloos aangeboden ter ondersteuning van het het onderzoek. Ook andere instanties boden hun kennis en hulp aan tijdens het onderzoek in hangar 8: de Koninklijke Luchtmacht maakte een bioloog / ornitoloog vrij om onderzoek te doen naar vogelaanvaringen en het gerechtelijk laboratorium deed onderzoek naar explosieven.
Hier past een stuk van de voorkant van de vleugel op de pylon van een motor. Er was sprake van contact / schuren van de pylon tegen de vleugelvoorrand dat nader onderzocht moest worden.
Het serienummerplaatje van de module van de een van de motoren werd op advies van de motorfabrikant Pratt & Whitney bewaard. Men adviseerde dit item 'achterover te drukken' opdat er geen misbruik van het serienummer van de motor kon worden gemaakt. De motoren werden als 'scrap' = vernietigd bij Pratt & Whitney geregistreerd.